Eenmanstorpedo "Neger"
Dit apparaat, dat te zien is in Technik Museum Speyer, is een typisch voorbeeld van de improvisaties waartoe de Duitse wapenindustrie in de Tweede Wereldoorlog door een toenemende oorlogsduur gedwongen werd. Voor de soldaten was elke missie een zelfmoordmissie. Er werd alleen 's nachts gevaren. Slechts enkele bemanningen hebben het overleefd. Het torpedo-onderzoeksinstituut Kiel-Eckernförde was verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de eenmanstorpedo's. Eerst hing men gewoon twee Duitse standaardtorpedo's van het type G7e onder elkaar, waarbij de bovenste torpedo geen explosief apparaat bevatte maar een cabine voor een bestuurder. Deze zat onder een kap van plexiglas, waardoor hij relatief goed naar alle kanten kon kijken. Het voertuig was, met uitzondering van de torpedo, ongewapend en had geen duikvermogen. De bestuurder schoot de torpedo met behulp van een eenvoudig vizier waarmee naar voren en naar achteren kon worden gekeken.
Vanwege de zwarte verf en de naam van een van de ontwikkelaars, de scheepskolonel Richard Mohr, werd dit apparaat "Neger" genoemd. In totaal zijn er vanaf 1943 ongeveer 200 "Negers" gebouwd. Deze eenmanstorpedo's waren echter geen groot succes. Volgens onderzoeken die na de oorlog zijn uitgevoerd, waren de "negers" verantwoordelijk voor drie mijnopruimers, een vernietiger en schade aan een kruiser en een vernietiger. De grote moeilijkheden met dit primitieve wapen leidden al snel tot een grotere versie met duikvermogen, genaamd "Marder", die in het museum te zien is. Bij deze versie is de duikboot iets groter dan de torpedo die eraan bevestigd is. De Marder werd onder andere ingezet tegen de aanvalstroepen op het land van de geallieerden in Normandië.
Technische gegevens:
Bouwjaar: vanaf 1944 | Verplaatsing in het water: 5 ton (met torpedo) | Lengte: 8,3 m - breedte: 0,5 m | Motor: 12 pk elektrische motor | Snelheid: 4-6 knopen | Vaarbereik: 48 zeemijl bij 4 knopen | Bemanning: 1 man | Bewapening: 1 torpedo van type G7e