Platenautomaten

Alle vroege orchestrions werden door trommels met pinnen aangestuurd, die erg duur waren en moeilijk konden worden verwisseld. Een flexibeler alternatief werd uitgevonden door Paul Lochmann, aan het einde van de 19e eeuw. In het jaar 1885 verwierf hij een patent voor muziekautomaten die een ponsplaat als klankdrager gebruikten. Dergelijke platen konden fabrieksmatig tegen geringe kosten en in grote aantallen worden geproduceerd. Zij vormden de basis voor de massaproductie van verhoudingsgewijs goedkopere muziekautomaten van de meest uiteenlopende groottes, en voor bedrijfsmatig gebruik, bijvoorbeeld in herbergen, en voor thuisgebruik. Het instrumentarium van deze apparaten werd bewust eenvoudig gehouden en bestond voornamelijk uit metalen kammen. Deze werden dan ook polyfonen genoemd.

Hoewel de meeste door platen aangestuurde apparaten qua klank minder te bieden hadden dan de orchestrions en de Zwitserse speeldozen waarmee zij de concurrentie aangingen, toch werden ze vanwege hun lage prijs en het grote muziekaanbod snel populair. Het centrum van de productie lag in Leipzig, waar Lochmann onmiddellijk na het verkrijgen van zijn patent begon door platen aangestuurde muziekautomaten te bouwen, onder de merknaam "Symphonien". Vanwege het enorme succes richten in 1890 twee van zijn medewerkers de Polyphon Musikwerke op, eveneens in Leipzig. In de volgende jaren ontstonden meerdere honderdduizenden apparaten die naar alle uithoeken van de wereld werden geëxporteerd. De enorme groei van deze industrietak eindigde abrupt na de eerste wereldoorlog, toen de grammofoon de markt begon te veroveren.